Intimidatie doet wetenschappers zwijgen. ‘Dit schaadt ons allemaal’
27 augustus 2021Wetenschappers worden huiverig na intimiderende reacties op hun publieke optredens. Intimidatie via sociale media, maar ook van eigen collega’s en bestuurders.
De intimidatie waarmee steeds meer wetenschappers te maken hebben, schaadt niet alleen hen persoonlijk, maar ondergraaft ook het maatschappelijk debat en onze democratische waarden.
Dat zegt Ineke Sluiter, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Wetenschappers krijgen na publieke optredens steeds vaker te maken met felle reacties en bedreigingen, niet alleen van anonieme betweters op sociale media, maar ook van eigen collega’s.
Sluiter is daar fel over: “Het is erg voor die onderzoekers, want hun sociale veiligheid wordt aangetast terwijl ze willen bijdragen aan debatten over belangrijke maatschappelijke kwesties. Maar ook het debat zelf en de democratische waarden worden aangetast, zeker als wetenschappers zich gaan terugtrekken of aan zelfcensuur gaan doen. En dat zien we nu gebeuren.”
Vandaag vertelt de Amsterdamse rechtsfilosoof Roland Pierik in de Verdieping wat hij meemaakt en naar zijn hoofd geslingerd krijgt. Pierik is lid van de Gezondheidsraad, mengt zich in de debatten over coronamaatregelen en spreekt regelmatig uit dat hij voor het maken van onderscheid op basis van vaccinatie is.
Nu is Pierik iemand die dat naar eigen zeggen zal blijven doen, ondanks alle verwensingen. Maar er zijn tal van wetenschappers die besluiten om maar niet naar dat praatprogramma te gaan, en hun mening voor zich te houden. Sluiter: “Door de druk worden bepaalde wetenschappers en bepaalde opvattingen weggedrukt uit het debat. Dat schaadt ons allemaal.”
Een grote meerderheid is voorzichtiger én angstiger
ScienceGuide, een nieuwssite voor wetenschap en hoger onderwijs, zette onlangs een vragenlijst uit over de kwestie, en kreeg enkele honderden reacties van wetenschappers. De helt van hen zegt na publieke optredens te maken te hebben gehad met intimiderende reacties. En een grote meerderheid van die wetenschappers zegt daardoor voorzichtiger te zijn geworden in de publieke sfeer, én angstiger.
Wat opviel in deze kleine enquête was dat de intimidatie niet altijd kwam van (anonieme) tetteraars op sociale media, maar ook van collega’s, studenten en zelfs leidinggevenden in de eigen wetenschappelijke instelling.
Sara Polak, universitair docent Amerikanistiek in Leiden, heeft de nodige voorbeelden gezien van wetenschappers die in eigen huis te maken kregen met intimidatie. Samen met Daniel Trottier van de Erasmus Universiteit, publiceerde Polak onlangs een wetenschappelijke bundel over geweld op sociale media. “Persoonlijk voel ik me redelijk veilig”, zegt ze. “Ik heb een vaste aanstelling en goede collega’s. Maar voor jonge wetenschappers die nog geen vast contract hebben kan intimidatie vernietigend zijn. Recent werd bijvoorbeeld een lasterlijk bericht over een net gepromoveerde collega door universiteitsbestuurders op Twitter gedeeld. Het is erg intimiderend als bestuurders die laster verspreiden en dus lijken te onderschrijven. Dat komt helaas regelmatig voor.”
Bedenk je twee keer voor je iets tweet, raadt Polak bestuurders aan: “Stel jezelf de vraag of je die tekst op een poster zou laten drukken en in het universiteitsgebouw zou ophangen. En besef dat jonge wetenschappers zonder vaste baan veel kwetsbaarder zijn voor intimidatie.”
Gebrek aan onderlinge solidariteit
Ook KNAW-president Ineke Sluiter zegt dat daar de strijd tegen intimidatie moet beginnen: “Het eerste dat we kunnen doen is ons er rekenschap van geven dat het schort aan solidariteit tussen wetenschappers onderling en tussen bestuurders en wetenschappers. Het behoort tot de taak van onderzoekers om naar buiten te treden en hun kennis tot nut te maken. Maar als ze dat doen, krijgen ze van collega’s soms opmerkingen als ‘Moest je weer zo nodig?’ of ‘Je was weer erg uitgesproken’.”
Het gebrek aan onderlinge solidariteit heeft alles te maken met de de druk op het wetenschappelijk bestel, zegt Sluiter, met een onderlinge strijd om te beperkte middelen. “Mensen zitten vaak lang op tijdelijke posities, wat grote onzekerheid geeft, en kwetsbaarheid. Het is niet zo dat mensen met een uitgesproken mening altijd meteen gehinderd worden. Maar dat is wel een angst die veel wetenschappers voelen.”
Sluiter hoopt dat kennisinstellingen, zoals universiteiten, hun medewerkers niet gaan remmen in hun publieke optredens, maar hen juist stimuleren en begeleiden. En dat ze richtlijnen maken voor de omgang met intimidatie. Dat betekent onder meer zorgen dat bedreigingen worden gemeld, en zorgen dat leidinggevenden weten wat ze met zo’n melding moeten doen. Verscheidene universiteiten hebben zelf al procedures hiervoor ingericht, maar bij de VSNU, de vereniging van universiteiten, wordt nu ook gewerkt aan richtlijnen daarvoor.