Logo

Hoe zit het eigenlijk met de integriteit van integriteitsonderzoekers?

Hoe zit het eigenlijk met de integriteit van integriteitsonderzoekers?

6 mei 2022

Het is eigenlijk met The Voice begonnen’, zegt Hans Groot. ‘Daarna is ongewenst gedrag in beeld gekomen als sector waarin geld te verdienen is. Bedrijven die doorgaans financiële fraude onderzoeken zeiden: dat kunnen wij ook. Sturen ze misschien de jongste bediende op je af die helemaal niet weet hoe je organisatie in elkaar zit.’ Grote bedrijven als KPMG of Berenschot wagen zich op die markt. ‘Een onderzoek levert misschien 50- of 60.000 euro op. Voor hen is dat niet veel. Verbazend dat ze daar hun naam voor op het spel zetten.’

Hans Groot raakte in 2002 verzeild in de integriteit. Dat begon bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat een eigen team had dat integriteitsonderzoek deed en waar ze van een flink tempo hielden. ‘Je deed ter plekke onderzoek en bij wijze van spreken in het vliegtuig terug uit Ouagadougou had je je rapport klaar.’ In die tijd ging het nog vooral om fraude en corruptie. Al deed hij ook onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag op de ambassade van Jakarta.

Hij stapte over naar Amsterdam, de eerste gemeente met een eigen Bureau Integriteit. Tussendoor was hij nog even integriteitscoördinator bij de provincie Noord-Holland. Daar belandde hij in de nasleep van de zaak Ton Hooijmaijers, de gedeputeerde die veroordeeld werd wegens omkoping en witwassen. ‘Z’n dreigementen en intimidatie op de werkvloer vind ik eigenlijk nog erger dan die corruptie, dat heeft meer impact op de omgeving’, zegt Groot daarover. ‘Zo’n Macher die op handen wordt gedragen; ooit gaat het fout.’

Nu zit hij hier, op stand aan de Haagse Lange Voorhout, bij het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers (SIPA), bekostigd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Zijn werk: burgemeesters, provinciebestuurders en dijkgraven adviseren bij integriteitsproblemen. Het gaat om zo’n zestig tot zeventig gevallen per jaar, de laatste tijd neemt de drukte toe. Hooguit eenderde van die gevallen leidt tot onderzoek. ‘Ik ben trots als de kwestie op een andere manier wordt opgelost. Wat schiet je op met een onderzoek als de wethouder al is afgetreden? De raad kan zeggen dat de onderste steen boven moet, maar dan gaat misschien je nieuwe hockeyveld niet door. Ook publiek geld kun je maar één keer uitgeven.’

Wordt er toch tot een onderzoek besloten, dan ziet hij toe op kristalheldere afspraken in de onderzoeksopdracht, over hoe en wat onderzocht wordt, wat met de resultaten gaat gebeuren, en hoe dit met de media wordt gedeeld. Reputatieschade is nooit te repareren, weet Groot. Nog liever ziet hij preventie, door de tolerantiegrens tot onderwerp van gesprek te maken.

Er gaat geen week voorbij zonder dat ergens een integriteitsonderoek spaak loopt. Deze week bleek het Instituut Sportrechtspraak broddelwerk te hebben geleverd bij onderzoek naar turntrainer Wevers. Over de zaken van grensoverschrijdend gedrag die nu in de landspolitiek spelen – D66, Volt, PvdA – kan Groot alleen in algemene zin wat zeggen. Zo heeft het hem verbaasd dat Kamerlid Gündogan haar gedrag legitimeerde door op tv te zeggen dat een medewerker een paar keer zijn deadline niet had gehaald. ‘Daarmee geef je toe dat je je onheus hebt gedragen, want dat kan nooit een reden zijn om los te gaan tegen iemand.’ Verbaasd is hij ook over het onderzoek naar D66 dat in twee delen – één openbaar, een ander geheim – werd opgeleverd. ‘Zoiets moet je vooraf afspreken, anders leidt het tot misverstanden.’

Bedrijfsrechercheurs, forensisch accountants, advocaten, hoogleraren met emeritaat – uiteenlopende figuren wagen zich aan integriteitsonderzoek. Allemaal met eigen expertise, maar ook met lacunes en beperkingen. Regelgeving is er amper. Bedrijfsrecherchebureaus moeten over een vergunning van de politie beschikken, maar aan handhaving wordt niets gedaan. ‘Soms wreekt zich dat de kachel moet branden’, beaamt Groot. Maar dat de integriteitsmarkt cowboygedrag oproept, zo ver wil hij niet gaan. Wel zegt hij: ‘Dit is een terrein dat zich wellicht helemaal niet leent voor concurrentie en regulering door een vrije markt.’

Als ik hem voorleg dat veel schade aan organisaties en individuen wordt toegebracht door integriteitsonderzoek van bureaus waarvan de status onduidelijk is, zegt hij: ‘Ja, eens. Dat is onwenselijk.’ Zijn suggestie: geef het Rijk een grotere rol, vorm een rijksdienst voor integriteitsonderzoek.

Bron: Volkskrant, 4 mei 2022

Integriteit.jpg