Logo

Bloemlezing uit reacties op de column ‘Noem niet mijn naam.’

Bloemlezing uit reacties op de column ‘Noem niet mijn naam.’

23 september 2024

Wanneer meerdere melders  van een zelfde persoon last hebben wil je op enig moment als vertrouwenspersoon een signaal afgeven. “Noem niet mijn naam.” zeggen de melders. Kun je dan wel de naam van de vermeende veroorzaker noemen? Zie: Noem-niet-mijn-naam!

Lees de waardevolle reacties. Het zal je zeker helpen bij de eigen morele afweging, wanneer jij zelf voor dit dilemma staat.


naam vermelden

A. Een interne vertrouwenspersoon geeft vier argumenten om de naam van de vermeende lastveroorzaker juist niet te noemen:

“1. In je column stel je dat je de naam van de vermeende dader moet noemen wanneer je overtuigd bent van een trend, maar omdat vertrouwenspersonen niet aan waarheidsvinding doen, kan dit nooit met zekerheid worden vastgesteld. Het beeld is altijd eenzijdig, zelfs indien meerdere melders over dezelfde leidinggevende melden. Hebben die melders vooraf met elkaar gesproken? Praten de melders over een en hetzelfde incident? Zijn er andere motieven, die hun wortels in het verleden hebben, die niet genoemd worden? We weten het als vetrouwenspersoon allemaal niet of niet zeker.

2. Je betoogt dat een directeur wellicht al eerder meldingen heeft ontvangen en stappen heeft ondernomen tegen de betreffende leidinggevende, maar dit pleit in mijn ogen juist voor het niet noemen van namen. Misschien bestaat er wel een dossier over de melders zelf. Zonder volledige kennis van de situatie moeten we als vertrouwenspersoon voorzichtig zijn en alle betrokkenen, ook de vermeend beschuldigde, beschermen. Onzekerheid over de volledige context vereist extra terughoudendheid.

3. Je stelt in je column dat je mag hopen dat inmiddels elke leidinggevende zich ervan bewust is dat hij recht moet doen aan beide partijen en dit meeneemt in de afweging van zijn aanpak. Hoop is voor mij in dit geval een slechte raadgever. Ik ga er vanuit dat niet iedere leidinggevende zich hiervan bewust is. Hoe vaak moeten wij als vertrouwenspersonen juist niet waarschuwen om paniekreacties te voorkomen?! Hier is nog een wereld te winnen, waarbij er een belangrijke rol voor de vertrouwenspersonen is weggelegd.

4. Eveneens hoop je dat de leidinggevende bekend is met de 27 keuzemogelijkheden van de escalatieladder voor leidinggevenden en daarbinnen een zorgvuldige afweging kan maken. Ook deze hoop lijkt me redelijk ongegrond. Hoewel de aandacht voor hoe te handelen bij grensoverschrijdend gedrag toeneemt, weet ik op basis van mijn eigen ervaringen en die van anderen, dat het merendeel van de leidinggevenden niet bekend is met deze methodiek. En al zouden ze er al bekend mee zijn, dan is het nog maar de vraag in hoeverre ze de escalatieladder daadwerkelijk (kunnen) hanteren op het moment dat er zich problemen voordoen. Leidinggevenden hebben vele andere taken en verplichtingen en zijn maar beperkt actief op dit vlak.”

MvO Mijn stellingen in punt 3 en 4 waren prikkelend bedoeld. Hier is inderdaad nog een wereld te winnen. De vertrouwenspersoon heeft hier mogelijkheden in de signalerende, informerende en adviserende rol.  

Hij voorziet deze vier argumenten nog van de volgende, aanvullende toelichting:

“In mijn omgeving merk ik regelmatig dat vertrouwenspersonen soms meegesleept worden in het verhaal van een melder, wanneer ze de onrechtvaardigheid en machteloosheid die hem zijn overkomen voelen. Deze gevoelens worden sterker wanneer vertrouwenspersonen zelf soortgelijke situaties hebben meegemaakt. In onze functie vereist het voortdurend zelfreflectie om te zorgen dat deze emoties, die onvermijdelijk zijn, geen invloed hebben op onze advisering en handelen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, omdat we allemaal mensen zijn.

Er doet zich hierbij een verschil voor tussen interne en externe vertrouwenspersonen. Interne vertrouwenspersonen kennen mogelijk de leidinggevende en hebben daar een eigen mening of ervaring over. Externe vertrouwenspersonen hebben deze specifieke ervaring meestal niet.

Ik zou daarom willen stellen dat we de naam van een beklaagde alleen noemen als er, na intervisie en morele afweging én reflectie op onze eigen gevoelens, een goede reden is om te denken dat er direct gevaar dreigt voor anderen. Zo blijven de afwegingen hetzelfde, alleen ligt het uitgangspunt anders: wel noemen tenzij… versus niet noemen tenzij….”

 

B. Een jurist stelt zich naar aanleiding van de column op het volgende standpunt:

“Ik kan mij grotendeels vinden in de inhoud van de column. Het belicht het dilemma op een evenwichtige wijze en je artikel is goed onderbouwd. Het is naar mijn mening de moeite waard om hierover te discussiëren. Vooral als de directeur inziet dat dit eigenlijk misschien niet mag, maar dat niets doen ook geen oplossing biedt, is het het proberen waard. De hoofdregel dat je de namen van de melders niet noemt blijft van kracht. De directeur zal beseffen welke gevolgen het noemen van zijn naam voor een beklaagde kan hebben, en hij kan daar extra aandacht aan besteden. Bovendien geldt bij veel meldingen: hoe sneller je actie onderneemt (bijvoorbeeld door gesprekken met betrokkenen te gaan voeren), hoe meer ellende je kunt voorkomen. Sommige situaties, waarbij je als het ware in een houdgreep vastzit, kunnen jaren duren. Dat kan veel stress veroorzaken en ziekmakend zijn. Dit maakt dat een organisatie er een groot belang bij heeft om uit zo'n situatie te komen en de zich voordoende impasse te doorbreken.”

 

C. Een andere vertrouwenspersoon (met juridische achtergrond) kijkt er behoorlijk anders tegenaan:

“Het noemen van de naam van een beklaagde vind ik lastig. Dit komt vooral doordat de Landelijke Vereniging voor Vertrouwenspersonen weinig duidelijkheid geeft over wanneer dit is toegestaan. Zolang dat onduidelijk blijft, ga ik daar erg voorzichtig mee om. Ik hoop dat de Landelijke Vereniging meer richting gaat geven. Voor mij geldt dat ik in basis niet de naam van een beklaagde zal noemen als melders zelf anoniem willen blijven. Hoewel we er voor de melder zijn, hebben we ook een rol in de sociale veiligheid van alle medewerkers, ook de beklaagde. Ook deze moet zich veilig voelen om in de toekomst, als deze ergens tegenaan loopt op het werk, naar mij toe te gaan. Het draagt niet bij aan het gevoel van veiligheid van de beklaagde als de vertrouwenspersoon met naam en toenaam een signaal afgeeft waarbij de melders zelf niet bekend zijn. Daarnaast breng je de organisatie ook in een lastige positie. Die kunnen de melders niet horen en opvolging met persoonsgerichte interventies of onderzoeken zijn dan vanwege de aspecten van een zorgvuldige procesgang, zoals hoor en wederhoor, vaak niet mogelijk. Zoals Mariëtte Hamer ook schrijft in de handreiking. Zelfs als de beschuldigde eerder soortgelijk gedrag heeft vertoond en de organisatie wel maatregelen zou willen nemen zoals demotie of ontslag, is de kans aanwezig dat dit in rechtszaal geen stand houdt door gebrek aan bewijs. Het kan ook gebeuren dat je als vertrouwenspersoon betrokken raakt in een rechtszaak en moet getuigen of documenten moet aanleveren voor de organisatie, waardoor je partij wordt in een conflict. Dan is het moeilijk om het goed te doen. Ik denk dat we het probleem moeten laten waar het hoort. Wij zijn niet verantwoordelijk voor het probleem of de oplossing. Ik zou in basis een anoniem signaal afgeven, en als de organisatie dat moeilijk vindt, vragen wat ze kunnen bieden om melders uit hun anonimiteit te laten stappen. Dit kan bijvoorbeeld met een garantiebrief dat ze geen nadeel zullen ondervinden. Of met de opties die in de column worden genoemd. Alleen in gevaarlijke situaties of bij ernstige misdrijven of bij een angstcultuur die breed wordt gevoeld en dus een misstand zou kunnen zijn, zou ik de naam noemen.”

 

D. Reactie van een vertrouwenspersoon:

“Ik heb meerdere keren een signaal afgegeven met naam, en doe dit meestal wanneer ik meer dan vier meldingen over hetzelfde probleem krijg. Deze signalen stuur ik altijd naar het CvB van een stichting of bedrijf. Het probleem waar ik tegenaan loop, is dat het CvB vaak de directeuren beschermt. Wanneer ik het signaal mag toelichten, hoor ik uitspraken als:

Het gaat maar om tien melders op een totaal van 120 medewerkers, dus dat is te verwaarlozen.

- Wij als CvB en collega's herkennen dit niet, wij kennen de directeur als iemand die empathisch is en altijd de veiligheid waarborgt.

- Directeuren en leidinggevenden zijn tegenwoordig een gemakkelijk doelwit van klachten. Wij voelen ons steeds onveiliger.

- De directeur is erg ontdaan. Weten de melders wel wat ze hem/haar hiermee aandoen? Hij kan zich niet verdedigen.

- Door deze reacties voelen melders zich voor mijn gevoel meteen achtergesteld. Ik geef dan ook aan dat elke melding er een te veel is, dat medewerkers net zo belangrijk zijn als de directeur, en dat er onderzoek moet worden gedaan naar het signaal. Helaas kan ik niet meer doen dan dit advies geven en hopen dat ze het opvolgen.

Na een tijdje komen gefrustreerde medewerkers bij mij terug en geven aan dat er niets is veranderd en dat ze zich niet serieus genomen voelen. Of er wordt een onderzoek gestart, maar zonder resultaat. Sommige medewerkers besluiten ontslag te nemen, anderen wachten hun tijd wel af.

Ik moedig hen aan om meldingen te blijven doen, zelfs als het de tweede, derde of vierde keer is. Ik kan dan opnieuw naar het CvB stappen en aangeven dat er niets is veranderd na het signaal en dat het probleem nog steeds speelt. Ook heb ik ongevraagd advies gegeven aan een directeur dat er nog steeds meldingen binnenkomen over een eerder signaal. Dit werd goed ontvangen, omdat in dit geval de directeur wel bezig was met veranderingen, maar die nog niet zichtbaar waren voor de medewerkers.

Kortom, ik vind het frustrerend en moeilijk om met een CvB of directeur om te gaan die problemen naar mijn idee niet goed aanpakt. Welke opties heb ik als vertrouwenspersoon nog om een signaal kracht bij te zetten en hoe kan ik een CvB of directeur tot actie bewegen zonder dat ik te ver doorschiet in mijn rol?”

MvO: Wanneer ongewenste omgangsvormen structureel niet goed worden opgepakt door de organisatie, kan het gaan vallen onder een misstand met maatschappelijk belang. Neem dan contact op met het Huis voor Klokkenluiders.


CONCLUSIE

Bij zowel vertrouwenspersonen als juristen bestaan er tegengestelde meningen over het noemen van de naam van beklaagden. We zien dat betrokkenen vaak een genuanceerd standpunt hebben, waarbij hun meningen afhangen van de specifieke omstandigheden die zich voordoen in een casus. De belangrijkste les voor vertrouwenspersonen is dat het in de praktijk niet altijd makkelijk is om te bepalen of het noemen van de naam de juiste keuze is. Het blijft een moreel dilemma dat vraagt om een zorgvuldige afweging van alle bovengenoemde zaken.

Wil je reageren, mail me dan op info@trainingvanoss.nl

Hartelijke groet,
Marcel van Oss
Directeur/trainer Van Oss & Partners  I  Opleiding vertrouwenspersoon
www.opleidingvertrouwenspersoon.nl